De Amerikaanse Hedda en de Italiaanse Pietro vieren begin jaren negentig het studentenleven in een vervallen palazzo in de beruchte Spaanse wijk in Napels, die in deze roman geur en kleur krijgt in al haar vitaliteit en verval. Ze zijn straalverliefd op elkaar en houden alle twee van de stad, maar Pietro weet zich niet los te maken van de boerenfamilie waaruit hij afkomstig is en van het land dat zijn ouders met veel moeite voor hem hebben gekocht. En hij is al helemaal niet opgewassen tegen zijn moeder, die Hedda genadeloos afwijst. Een onvoorwaardelijke keuze voor Hedda is voor hem daarom onmogelijk, wat haar voor een dilemma plaatst: als Pietro er niet in slaagt uit de impasse te ontsnappen, moet ze op zoek naar een nieuw leven — maar dan zal ze Napels kwijtraken.