De monnik Gherardo was eind 1348 nog alleen over in het Zuid— Franse klooster dat hij een jaar eerder nog deelde met 35 anderen. Zoals in veel kloosters hadden de monniken de plicht te zorgen voor de zieken en stervenden, waardoor ze extra kwetsbaar waren voor de besmettelijke pest die Europa in 1347 via Italiaanse handelsschepen bereikte. Vóór de pest leefden er in Europa zo’n 75 miljoen mensen; vijf jaar later waren dat er nog 40 miljoen. Kloosters en dorpen lagen er verlaten bij, akkers werden niet meer bebouwd en er was een tekort aan arbeiders. Maar op een paar plekken, zoals in de rijke Italiaanse stadstaten, werd de pest gevolgd door een opleving: opeens was er genoeg te eten en het tekort aan arbeiders leidde tot hogere lonen en technologische vooruitgang. De mensen bevrijdden zich van het juk van de godsdienst nadat God het tijdens de pest had laten afweten en er kwam ruimte voor nieuwe ideeën die de mens zelf centraal stelden.