Otje van Wilgen, een jongen van negentien jaar, loopt
mank en wordt daarom veel geplaagd. Vlak voor Otjes
geboorte sterft zijn moeder. Na verloop van tijd sterft
zijn vader ook en komt Otje in de kost bij zijn getrouwde
broer.
Otjes schoonzuster, Gerdien, heeft een hekel aan Otje. De vrouw heeft een waandenkbeeld en denkt dat Otje zich aan haar dochter zal vergrijpen. Ze vertelt
overal dat Otje ten opzichte van kinderen niet te vertrouwen
is. Adriaan, Otjes broer, laat zijn vrouw maar
praten. Maar ondertussen is Ot je het slachtoffer. Veel
mensen wantrouwen Otje nu en daarom trekt de jongen
zich helemaal terug. Als gevolg hiervan heeft bijna
geen contacten met andere mensen en daardoor vereenzaamt
hij.
Als Otje op een nacht aan de Rijn zit, loopt hij bijna twee
criminelen tegen het lijf. Otje luistert het tweetal af en
hoort dat de mannen een overval willen plegen. De jongen
weet niet wat hij moet doen. Haast is echter geboden,
want de mannen zijn al op weg naar een grote villa die ze willen overvallen. Otje besluit om naar de politie in Achterdorp te gaan. Maar als de jongen daar aankomt,
luistert de agent amper naar hem. Hoe zal
dit aflopen?
Op een nacht, als Ot e is wezen vissen, wordt hij door een viertal dronken jongens in elkaar
geslagen. Het viertal meent dat Ot je deze mishandeling
verdiend heeft, omdat hij volgens hen zijn handen niet thuis kan houden. Ot je belandt
hierdoor in het ziekenhuis en dokter Jansen ontfermt
zich over de jongen.
Opnieuw een spannend boek van de bekende
schrijver Veenhof