«… DE trein stond puffende stil in de zon en de beide meisjes stapten uit. Met een schok kwam Lien, die heerlijk had zitten soezen in het warme voorjaarslicht en uitkijken over de weiden vol gouden bloemen en jong, bont vee in het jonge groene gras -, ineens weer terug tot het bang besef: Examen! Ze gingen examen doen. Achter haar nichtje Anna sprong ze de wagen uit en terwijl Anna hun beider kaartjes omvouwde voor de contrôle, keek Lien nog even achterom, over het zonnige, open perron, naar de rustigwiekende molens en de diep-blauwe sloten, grillig kronkelend de groene weiden in, naar de spoorbrug in de bocht, als een doffe, donkere klomp. Dat allemaal zou ze nu voortaan alle dagen zien, 's morgens bij het komen, 's middags bij het gaan… »