In Leuven vinden op korte tijd enkele voorvallen plaats die in de studentenstad voor de nodige onrust zorgen: de burgemeester laat een archeologische site op het Fochplein met bulldozers opruimen, een vrouw wordt door een onbekende op het zebrapad doodgereden, een oude dame sterft in mysterieuze omstandigheden en op een zondagochtend vindt men het lijk van een professor in een bouwput.
Hoofdinspecteur Thomas Berg krijgt de opdracht om de verdachte overlijdens zo snel mogelijk op te helderen. Tijdens zijn onderzoek stuit hij echter op almaar meer raadsels en wordt er opnieuw iemand vermoord. Bovendien raakt hij betrokken in een onverkwikkelijke erfeniskwestie en de diefstal van een proefschrift dat handelt over de dood van Joris Dehaene, een jonge dichter die in 1943 door de Gestapo werd geëxecuteerd.
Berg probeert het kluwen van misdaden en intriges op te lossen, daarbij geholpen door een gecodeerd dagboekfragment uit de oorlog, enkele oude foto’s en het mysterieuze praalgraf van Joris Dehaene. Uit hun zoektocht blijkt dat heden en verleden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn.