In 1975 emigreert de jonge Mimì met haar ouders naar Zwitserland, ver weg van haar thuis in het arme Puglia waar het altijd naar de zoute zee ruikt. In Zürich, waar haar vader werk heeft gevonden, wordt het gezin verwelkomd door de geur van fabrieken en het fijnstof van asbest.
Mario Desiati vertelt Mimìs verhaal tegen de historische achtergrond van het gastarbeidersleven en het zware fabriekswerk, de slachtoffers die de giftige stoffen maakten en de decennialange nasleep daarvan.
In de jaren negentig is Mimì terug in Puglia. Het valt haar op dat alle mannen van het dorpsplein verdwenen zijn die zijn of doodziek, of niet meer teruggekomen uit de asbestfabrieken. Het najagen van hun dromen van welvaart en een betere toekomst hebben ze met hun gezondheid of zelfs met de dood moeten bekopen. Ze weet dat zij haar leven anders moet aanpakken dan de generatie van haar dierbare ouders. De tijden zijn veranderd, maar hoe kan Mimì niet zeggen. Ze voelt het: in de opvoeding van haar dochter, in haar werk en in de liefde.