‘Het betekent weken,’ zei Gretel met een wijs hoofdknikje. ‘Misschien wel drie.’
‘O, gelukkig,’ zei Bruno. ‘Zolang het alleen maar voor de nabije toekomst is en niet voor een maand. Ik vind het hier vreselijk.’
Gretel keek naar haar broertje en was het deze keer met hem eens. ‘Ik snap wat je bedoelt,’ zei ze. ‘Het is hier niet echt leuk, hè?’
‘Het is afschuwelijk,’ zei Bruno.
‘Mmm, ja,’ erkende Gretel. ‘Nu is het nog afschuwelijk. Maar als het huis eenmaal een beetje is opgeknapt ziet het er misschien niet meer zo erg uit. Ik hoorde vader zeggen dat de mensen die hier voor ons in Oudwis woonden dit werk al heel snel niet meer mochten doen en geen tijd hebben gehad om het huis gezellig voor ons te maken.’
‘Oudwis?’ vroeg Bruno. ‘Wat is een Oudwis?’
‘Niet een Oudwis, Bruno,’ zei Gretel met een zucht. ‘Gewoon Oudwis.’
‘Wat is dat dan?’ herhaalde hij.
‘Dat is de naam van het huis,’ legde Gretel uit. ‘Oudwis.’
Bruno dacht na. Hij had aan de buitenkant geen bord gezien waarop stond dat het zo heette, hij had ook niets op de voordeur zien staan. Zijn eigen huis in Berlijn had niet eens een naam; dat heette gewoon nummer vier.
‘Maar waar slaat het dan op?’ vroeg hij geïrriteerd. ‘Wat is Oudwis?’
‘Misschien komt het van oud en wissen,’ zei Gretel. ‘Het zal wel te maken hebben met de mensen die hier voor ons woonden, denk ik. Dat die man oud was en zijn werk niet meer zo goed deed en dat iemand toen zei wissen, weg ermee, laten we iemand nemen die het wel goed doet.’
‘Vader, bedoel je.’
‘Ja, allicht,’ zei Gretel die altijd over vader sprak alsof die nooit iets fout kon doen en nooit kwaad werd en haar altijd een nachtzoen kwam geven voor ze ging slapen wat, zoals Bruno toegegeven zou hebben als hij heel eerlijk was en niet alleen maar verdrietig over de verhuizing, vader ook bij hem deed.