Alles wat ons nu overkomt, is een weerspiegeling van karma uit ons verleden. Als we dat werkelijk beseffen, zien we lijden en moeilijkheden, wanneer ze ons treffen, niet meer als een mislukking, een ramp, of als een soort straf. Ook geven we onszelf niet de schuld, noch geven we toe aan zelfhaat. We zien de pijn waar we doorheen gaan als de afwikkeling van de gevolgen, het resultaat, van vroeger karma. Tibetanen zeggen dat lijden ‘een bezem is die al ons negatief karma wegveegt’. We kunnen zelfs dankbaar zijn dat één karma ten einde komt. We weten dat ‘voorspoed’, een resultaat van goed karma, snel voorbij kan zijn als we er geen goed gebruik van maken, en dat ‘tegenspoed’, het gevolg van slecht karma, ons in feite een prachtige gelegenheid kan bieden om ons verder te ontwikkelen.
Voor Tibetanen leeft karma werkelijk en heeft een praktische betekenis in hun dagelijks leven. Ze leven volgens het principe van karma omdat ze de waarheid ervan beseffen, en dit is de basis van de boeddhistische ethiek. Ze ervaren karma als een natuurlijk en rechtvaardig proces. Karma laat in hen daarom een gevoel ontstaan van persoonlijke verantwoordelijkheid in alles wat ze doen.